What is your level?
Find it out here.
Your Dutch Teacher’s method and level set-up is different from most mainstream methods. You can check out the content of each level below. When determining your starting point, keep the following two thumb rules in mind:
- If a level contains 2 or more topics that you have not (really) learnt before, it is probably a good idea to start there.
- If you are in doubt between two levels, the lowest level is usually your best starting point, since it will make you land more softly and smoothly. And remember: learning a language is all about repetition!
Beginners: level 1
In level 1 you will learn how to:
- Introduce yourself
Ik heet Eric, ik kom uit Australië en ik woon nu een jaar in Nederland. - Conjugate verbs in the present tense
- Use the correct word order in present tense
Ze eten elke dag een broodje kaas. - Use the negations ‘niet’ and ‘geen’
Ik wil deze film vanavond niet kijken.
Ik wil vanavond geen film kijken. - Use an adjective before a noun
Het huis is duur – het dure huis.
De les is moeilijk – de moeilijke les. - Make a comparison
Nederland is kleiner dan Frankrijk. - Construct sentences with a modal auxiliary verb
We willen vanavond pizza eten.
Hij moet zijn huiswerk vandaag maken. - Order something in a restaurant or bar
- Talk about your hobby’s, interests and preferences
Ik vind voetballen niet leuk.
Ik hou van koekjes. - Construct sentences in perfectum (present perfect with the past participle)
Ik heb gisteren met een vriendin koffie gedronken.
Ik ben op zaterdag naar de bioscoop geweest.
Beginners: level 2
In level 2 you will learn how to:
- Talk about what you did in the weekend
- Construct sentences with separable verbs
De leraar legt de les aan de cursisten uit.
Ik heb het licht gisteravond niet uitgedaan. - Differentiate between perfectum and imperfectum (present perfect and past simple) and how to conjugate verbs in both tenses
Ik heb gisteravond gehockeyd.
Ik hockeyde vroeger elke zaterdag. - Construct indirect sentences with a bijzin
Ik denk dat ik morgen met mijn vrienden naar de bioscoop ga. - Construct sentences with reflexive verbs
Ik moet me op de les concentreren.
Hij verveelt zich op school. - Use the word ‘er’ in different functions
Ben je weleens in Parijs geweest? Ja, ik ben er vorig jaar geweest.
Hoeveel broers heeft zij? Ze heeft er twee. - Use the ‘om te’ structure
Ik vind het interessant om een nieuwe taal te leren.
Ik ben naar Nederland gekomen om een nieuwe baan te zoeken. - Use the imperative (i.e., give instructions)
Spreek Nederlands met me!
Beginners: level 3
In level 3 you will learn how to:
- Deal with prepositions in Dutch, and all the very specific rules that come with this topic, such as ‘wat’ changing into ‘waar’, ‘het’ changing into ‘er’, the word order, etc.
Waar wacht je op?
Ik heb er niet zo veel last van.
Ik moet je ergens voor waarschuwen. - Use common conjunctions as ‘maar’, ‘omdat’ and ‘als’, and learn about their influence on the word order (hoofdzin, hoofdzin met inversie & bijzin)
Ik kan je niet helpen omdat ik morgen moet werken.
Ik kan het aan je uitleggen als je het niet begrijpt. - Use the auxiliary verb ‘hoeven te’ (opposed to ‘moeten’)
Jullie hoeven vandaag geen huiswerk te maken, maar jullie moeten wel wat woorden leren. - Use the word ‘weleens’ (and other abstract time determinations, such as ‘af en toe’, ‘regelmatig’, ‘nog nooit’, ‘binnenkort’, etc.)
Heb je weleens in de winter in de zee gezwommen?
Ik kijk af en toe naar de Nederlandse televisie. - Give your opinion and ask others for their opinions
Wat vind je ervan dat Nederlandse mensen vaak direct zijn?
Ik vind dat fijn, omdat het de communicatie makkelijker maakt.
Intermediate: level 4
In level 4 you will learn how to:
- Talk about similarities and differences
Harry en Nicole spreken dezelfde taal, maar hun accent is anders.
Het is vandaag net zo koud als gisteren.
Ik vind het niet erg dat je een andere mening hebt, want het is goed om verschillende perspectieven te horen. - Use words as ‘al’, ‘alle’, ‘allemaal’, ‘beide’, ‘beiden’ and ‘allebei’
Komen jullie allebei uit Portugal?
Heb je al deze boeken gelezen? Ja, ik heb ze allemaal gelezen. - Talk about (physical) objects in Dutch
Waar staat je auto? Ik heb hem in de parkeergarage gezet.
Waar ligt je telefoon? Ik heb hem in mijn tas gestopt. - Construct a relative clause (‘relatieve bijzin’)
De bloemen die ik gisteren op de mark hebt gekocht, staan op tafel.
Ik ben bang dat de fiets waarmee ik altijd naar mijn werk rijd is gestolen. - Use the two present progressive structures in Dutch
We zijn een film aan het kijken.
Hij staat het avondeten te koken. - Use different possessive relations
Hij gaat met de zus van Mario naar het feestje.
Hij gaat met Mario’s zus naar het feestje.
Hij gaat met Mario z’n zus naar het feestje. - Use words of gradation, such as ‘wat’, ‘een paar’, ‘vrij’, ‘heel’ and ‘veel’, etc.
Kun je alsjeblieft wat harder praten? Ik versta je niet.
Het wordt morgen vrij warm.
Intermediate: level 5
In level 5 you will learn how to:
- Use the ‘hypothetische tijd’ (= the ‘hypothetical time tense’) in Dutch, with ‘zouden’ and ‘hadden’
Ik zou je wel willen helpen, maar ik heb geen tijd.
Als ik jou was, zou ik wat vaker naar de Nederlandse televisie kijken.
Ik had het niet zonder mijn vrienden kunnen doen. - Differentiate between ‘zichzelf’ and ‘zelf’, and how to use them in sentences
Ze heeft iets leuks voor zichzelf gekocht.
Ze koopt haar kleding altijd zelf. - Use conjunctions and additions that are related to reason, cause and effect
Ik heb me verslapen, waardoor ik te laat op mijn werk was.
Mijn vlucht is geannuleerd vanwege het slechte weer. - Use possessive relations as reference words
Ik heb mijn auto naast de jouwe geparkeerd.
Mijn telefoon was leeg, dus ik heb die van Patrick geleend om je te bellen. - Use conjunctions of time
Ik bel je hierover zodra ik meer informatie heb.
We hebben een taxi gebeld nadat we de rekening hadden betaald. - Differentiate between the ‘om te’ structure and verb structures with only ‘te’
In 2023 ben ik begonnen Nederlands te leren.
Ik vind het belangrijk om Nederlands te leren. - Report speech (i.e., explaining what someone said)
Mijn collega zei dat hij vandaag om negen uur op kantoor zou zijn.
Benjamin vertelde gisteren dat hij Elize op de markt was tegengekomen.
Intermediate: level 6
In level 6 you will learn how to:
- Use the verbs ‘lijken’, ‘schijnen’, and ‘blijken
Pieter schijnt een nieuwe vriendin te hebben.
Uit onderzoek blijkt dat veel mensen dingen beter onthouden van papier dan van een scherm. - Differentiate between ‘toen’, ‘als’, and ‘wanneer’ (as ‘when’), and the different time tenses that they trigger
Ik ben naar buiten gegaan toen ik mijn schoenen had aangetrokken.
Ik ging altijd naar buiten als de zon scheen. - Use ‘zo’n’, ‘zulke’, and ‘zulk’
Ik geloof dat ik nog nooit zo’n mooie hond heb gezien.
Wist je dat ze zulk bier vooral in België maken? - Build passive sentences in all time tenses
Het vuilnis wordt elke week opgehaald.
Dit boek is drie jaar geleden gepubliceerd. - Use ‘er’ in passive sentences
Er kan buiten het restaurant worden gerookt.
Er werd regelmatig naar de voorwaarden gevraagd. - Use conjunctions of contrast
Hoewel ik normaal gesproken niet van witte wijn houd, vind ik deze heerlijk.
Ik wil vloeiend worden in de Nederlandse taal, hoe moeilijk het soms ook is.
Advanced: Gevorderden
The Gevorderden level is completely taught in Dutch. This means that all instructions, conversations, etc. are in Dutch, and that we no longer speak English. The entrance level is B1.
In this level you will:
- Implement grammar structures that you have learnt before in every day language;
- Obtain more challenging vocabulary and put it into practice right away;
- Talk about various topics in Dutch;
- Take your reading and listening skills to the next level;
- Write paragraphs on different topics, implementing the grammar and vocabulary from the course;
- Have a lot of fun!
The content of the Gevorderden level is different each time, so you can participate in it as often as necessary.
Advanced: Specialisten
The Specialisten level is completely taught in Dutch. This means that all instructions, conversations, etc. are in Dutch, and that we no longer speak English. The entrance level is B2.
In this level you will:
- Have discussions in Dutch on difficult topics;
- Express yourself in challenging situations;
- Listen and read in Dutch on the highest levels;
- Obtain vocabulary that will make you sound very eloquent in Dutch (☺️);
- Do extensive writing exercises;
- Give a presentation in Dutch.
The content of the Specialisten level is different each time, so you can participate in it as often as necessary.
Are you ready to start your Dutch lifestyle?
As Your Dutch Teacher, I believe that learning a language goes beyond using standard text book methods. Languages are reflections of culture, communication and connections. With an interpersonal approach, you’ll learn faster and more effectively.
Contact me
I will get back to you as quickly as possible
Send me a message on WhatsApp
All the classes are online
Go to the contact page
To find answers to your questions
Go to contact page
Follow Your Dutch teacher on Instagram
Your Dutch teacher frequently posts on it’s social accounts. Follow us for fun and educative posts